Zelhem – Rotterdam – Wereld – Hele Alles

Over de evenaar, heel even maar

20-08-2008 11:24

Als ik naar rechts kijk uit het raam van Cyber Browser zie ik Hilton Nairobi.
Terug van weggeweest, niet het hotel, maar wij.

Alle stoerheid ten spijt, ook die van de Vito, was Sere Olipi, zo’n 300 kilometer van de Ethiopische grens, de meest noordelijke plaats die we konden bereiken. De schokbrekers konden de gemene wasbordribbels van de weg niet langer aan, en braken. De rechterachterveer gaf het op en verliet ons middenin de bush. Deze superpech bracht de superkans met zich mee om drie dagen bij de Samburu-stam te verblijven. Terwijl Kees aan de twee meest vreselijke autoritten van zijn leven begint, maar dat was bij het begin nog niet duidelijk, heb ik alle gelegenheid om kennis te maken, te observeren, te ondergaan.
De warriors zijn zeer indrukwekkend, met hun haardracht en make-up, hun speren en het spiegeltje op de schede van hun machete (om te checken of hun haar nog goed zit volgens meester George, de hoofdonderwijzer). Nieuwsgierig kijken we naar elkaar.
De vrouwen zoeken makkelijker toenadering, maar hun Engels is van hetzelfde niveau als dat van mijn Samburu. Ik zit samen met een vrouw op een bankje bij de enige en algemene bushalte (waar overigens nooit een bus komt), ik kijk naar haar gehavende oren, behalve voor enorme ivoren oorknoppen was er ruimte voor minstens vier andere enorme oorversieringen. Ze gaat iets tegen me zeggen, ze steekt haar hand uit en zegt: money. 
De kinderen begroeten me steeds enthousiast, ze roepen mzungu, mzungu, en ik zeg hoi en zwaai terug. Mzungu betekent niet een hartelijk goedemorgen, maar blanke. 
De chief van het dorp heeft de zorg over 30.000 bewoners, net zoveel als er in het centrum van Rotterdam wonen. Hij moet alleen veel meer kilometers afleggen om ze te bereiken dan ik, slechts 200 mensen wonen in het dorp zelf. Hij vertelt over drie mensen die ooit in het dorp strandden met autopech en nu de grote funders zijn voor de school met slaapruimte voor kinderen die ver weg wonen, de eetzaal en de computerruimte. De voorspelling is helaas dat er weinig kinderen zullen komen. Zolang kinderen nodig zijn om het huishouden te laten draaien, om te overleven, om water te halen en brandhout, zullen ze niet naar school gaan. Weer iemand anders heeft een grote watertank kado gedaan. Er heeft nog nooit water in gezeten, er zijn verder ook geen leidingen aangelegd. De bedoelingen waren vast heel goed en het is heel moeilijk om het goede te doen als je wilt bijdragen aan werkelijke ontwikkeling. Maar wie ik ook de vraag stel: wat is de eerste stap om dit dorp verder te ontwikkelen, het antwoord is: water. Er draait een molen die de waterpomp moet laten werken, maar de drijfstang brak na een paar maanden, ooit een mooi verkiezingskado van deze of gene politicus. Gek genoeg gaat ook geen van de jongeren waterbouwkunde studeren om zo met eigen kennis en kunde die eerste ontwikkelstap te kunnen zetten.
Sammy werkt aan het AA-project in het dorp. Ooit zelf in de goot in Nairobi en nu vol overtuiging aan het werk om de vrouwen iets anders te laten ondernemen dan de kleine brouwerijtjes die ze nu hebben. Om de jongeren te bewegen een ander pad te kiezen dan die met de fles in de hand. Dodo, een van de broers van meester George, is een verdrietig voorbeeld. Hij heeft de hele wereldliteratuur tot zich genomen, zich geergerd aan Paul Theroux die Sere Olipi als een akelig dorp heeft afgeschilderd, en leent graag The Enchantress of Florence van Salmon Rushdie van mij. Maar in de loop van de dag is hij alweer dronken en bouwt aan niets. 
Op een van de wandelingen kom ik langs een man die een grote pan kamelensoep aan het maken is. Hij laat blij en trots zien welke onderdelen er allemaal in zitten. Grote ogen kijken mij vanuit de soep aan. Ik beloof dat ik morgen misschien kom proeven. 
De warme kamelenmelk bij meester George smaakt goed, ik voel me bij elke slok meer gereed om als lekker dik ding toe te treden tot een Samburuhuishouden. Zijn uitspraken zijn net zo uitdagend als berustend. Op mijn opmerking dat ik een man in tweeen op de bank zie zitten, een trotse en een trieste, knikt hij bevestigend. Een vrouw is als het houten onderdeel van een speer, als het gebroken is vervang je het. De oudste dochter gaat in september naar de universiteit van Nairobi. Een vrouw die niet besneden is wordt door 99,9% van het dorp verstoten, dus houden we aan die traditie vast. Ik heb samen met mijn vrouw de zee gezien. De enige waarde die een vrouw heeft is kinderen baren, hoe meer kinderen, hoe beter de vrouw. George kreeg kinderen, nummer zeven was eindelijk een jongen. George was blij, hij kon het, jongetjes maken. Nummer acht en negen was een meisjestweeling, toen is George gestopt met kinderen maken. Ik neem afscheid, we mailen! En laat de klanken van Mozarts Requiem achter me.
Soldaat William moet ons bewaken. Als ons iets overkomt wordt hij gestraft. En er gebeurt van alles, berovingen, moorden. Hij vertelt dat hij het vreselijk vindt om uitgezonden te zijn voor drie jaar naar Sere Olipi, nog twee jaar te gaan. Hij wil studeren om een betere plek te kunnen verwerven, maar geld sparen om te kunnen studeren is lastig als wat je verdient net genoeg is om van te leven. Hij leest in mijn Afrikaboek over zichzelf en de stammen in de omgeving. Hij is verbaasd dat anderen veel meer weten over hem dan hij.
Als we vertrekken met de twee mechanics op het bed achter in de auto weet ik zeker dat we de reis hier weer op zullen pakken. Ik laat een stukje van mijn hart achter op N 01 07.467 – E037 35.921