Zelhem – Rotterdam – Wereld – Hele Alles

Tinariwen

Tinariwen 03-04-2007 19:40

Rechtsreeks uit de dessert. 
Toearegs uit Mali. 
Woestijnrock? 
Zandsurfing? 
Een verre verre neef van Lou Reed? 
Tinariwen!

tinariwen.jpg

Hartverwarmend en hypnotiserend. 
De verrassing van de maand!
Rocken in een djelabba is een kunst. De dubbele mannenjurken die deze Toearegs uit Mali dragen vragen, een uitgekiende bewegingstaal. Zingen door een indigo-woestijnsluier scoort wat betreft visuele expressie niet zo hoog maar staat stevig wat betreft geluid. Mijn broer hoorde een groep meisjes hunkerend praten over de sexy stukjes onderarm van de bassist. Een tijdlang het enige zichtbare stukje mensenvlees. Sprookjesprinsen uit een Afrikaanse 1000-en-1-nacht en 1 prinses. De prinses mocht haar hoge woestijnjodel in elk nummer laten horen, de volgende keer mag ze van mij ook minstens 1 nummer solo.

Uit de Volkskrant van 30 maart 2007
De Toeareg-band Tinariwen uit Mali maakt muziek waarin een diep mysterie schuilt. De wereld maakt nu pas kennis met de groep. �Pas in vredestijd kon Tinariwen zich echt ontwikkelen.�

Als Ibrahim Ag Alhabib �s nachts de stilte van de woestijn opzoekt, en zijn Toeareg-kamp achter zich laat, is het alsof in zijn hoofd een radiozender wordt afgestemd op de eeuwigdurende uitzending van de djinns. De geesten van zijn voorvaderen dwarrelen voorbij op de Sahara-wind, ritselen in zijn oren.

De djinns fluisteren hem in over leven en dood, de spirituele wereld, de toekomst van het volk van de Kel Tamasheq, �zij die het Tamasheq spreken�. In de wind hoort hij een kleine melodie.

Dan plugt Ag Alhabib zijn elektrische gitaar in zijn versterker op batterijen en scheurt hij de woestijnnacht open. Een donkere bluesdreun in een spetterende overdrive. Ag Alhabib componeert. Zelf zegt hij: �Ik zend het signaal uit.�

De muziek van de Malinese Toeareg-band Tinariwen is niet van deze wereld, probeert Ag Alhabib maar uit te leggen, en om eerlijk te zijn, zo klinkt die ook niet. De luie zang van Ag Alhabib � alsof hij net wakker is geworden met een rauwe strot van het woestijnstof � is dreinend, Arabisch-hypnotiserend. De gitaarpartijen zijn scherp en repetitief, ruige bluesschema�s die het keiharde leven van het nomadenvolk verklanken, solo�s die onherroepelijk richting trance tokkelen. Ergens achter dit bandgeluid hululeert een schelle vrouwenstem.

Er schuilt een diep mysterie in deze muziek, natuurlijk omdat de luisteraar in eerste instantie niet begrijpt hoe die Jimi Hendrix-gitaren bij de trommelritmes van die gesluierde nomaden terecht zijn gekomen, maar ook omdat in de hersenen, al verstaan die het Tamasheq niet, een soort woestijn-bewustzijn ontwaakt. Alsof de luisteraar begrijpt wat de djinns Ag Alhabib hebben toevertrouwd tijdens een van die nachten. Robert Plant, zanger van rockband Led Zeppelin en vroege ontdekker van Tinariwen, zei het eens mooi: �Tinariwen klinkt als de echo van een emmer die in een diepe put valt.�

Ibrahim Ag Alhabib is met gevolg vanuit de Malinese Udalan-steppe in de zuidelijke Sahara afgereisd naar Parijs om zaken te regelen. De pas verschenen cd Aman Iman (water is leven) begint op te vallen, wordt hier en daar een meesterwerk genoemd, en dit plotselinge enthousiasme moet worden gekanaliseerd. Contracten moeten getekend, optredens geregeld, want de wereld moet nu maar eens echt kennismaken met dit wonder uit het tentenkamp even buiten de stoffige stad Kidal. 
Het wonder wil ook wel praten over het raadsel van de scheurende Saharagitaren, en dat moet vandaag dan gebeuren in een kantoorkamer van een Parijse platendistributeur, die voor even doorgaat voor Toeareg-tent. Kinderen kruipen over de vloer, moeders moederen erachteraan, drie kettingrokende bandleden buigen zich over een auto-magazine (een special over fourwheeldrives). Verstopt achter dit alles en onder een ijle sigarettenwolk ligt in een hoek van de kamer het tanige lijf van Ibrahim Ag Alhabib.

Kantoormeubilair is aan hem niet besteed maar vooruit, als de journalist zich op zijn hurken voorstelt, komt Ag Alhabib overeind en hijst zich op een bureaustoel met piepende wieltjes. Vermoeide ogen, gelooide kop, fluisterzachte stem die de wonderlijkste taal op aarde spreekt. Het Tamasheq wordt vertaald naar deels Arabisch, deels Frans, en dan het Engels. Gelukkig hebben we alle tijd. Die gitaren? Een lang verhaal.
Toen Ibrahim Ag Alhabib vier jaar oud was, in 1963, werd zijn vader vermoord door het Malinese leger. De Toeareg � een Berbers nomadenvolk met een leefgebied van Libi� en zuidelijk Algerije tot Niger en Mali, dus de Sahara en de Sahel � hadden politieke autonomie ge�ist in het noordoosten van Mali, en die eis werd met een massale moordpartij de kop ingedrukt.

Mali was in 1960 onafhankelijk geworden van koloniaal Frankrijk, en wenste geen gebieden in te leveren. Honderden Toeareg vonden de dood, veestapels werden afgeslacht.

De Toeareg trokken zich terug uit de bewoonde gebieden waar zij destijds waren neergestreken, en pakten zelf de wapens op in de omgeving waar zij onverslaanbaar waren: de woestijn. Ibrahim vertrok met zijn oma te voet naar Algerij. Daar groeide hij op, in kampen voor de Toeareg die de opstand in Mali waren ontvlucht, als een �wraakzuchtige weesjongen�, zegt hij zelf.

Op een tweedehands markt, kocht Ibrahim eind jaren zeventig een elektrische gitaar, simpelweg omdat dat ding daar te koop was. Vreemd instrument, vond hij. Interessant wel. Westerse muziek zei hem niets, al had hij weleens iets van Hendrix gehoord op een bobbelige cassette. �Ik kende niets. Ik had heel vaag gehoord van Elvis.�
De elektrische gitaar werd onderzocht, een eerste akkoord ontdekt, en een tweede. Een oud versterkertje aangeschaft met een verrotte luidspreker, die alle noten gegarandeerd krakend en rauw uitspoog. Zo vond Ag Alhabib op eigen houtje �de scheurende gitaar� uit. Hij raakte vertrouwd met dat geluid. �Ik leerde hoe ik met mijn duim een drone kon spelen, een trance-achtig ritme, zoals de Toeareg dat in de traditionele muziek met de handen klapten. Daaroverheen speelde ik met de andere snaren oude Toeareg-melodie�n. Mijn vrienden en ik luisterden alleen naar deze oude muziek van ons volk. Rockmuziek was heel ver weg. Maar omdat de gitaren elektrisch versterkt werden, begon het voor westerse luisteraars misschien zo te klinken.�

In 1979 vormde Ag Alhabib de band Tinariwen met zijn vriend Alhassane Ag Touhami. De traditionele liederen maakten plaats voor eigen materiaal, met eigen teksten over de opstand, de bedreigde cultuur en de Toeareg in ballingschap. In dezelfde tijd vond de Libische kolonel Khadaffi dat hij moest werken aan zijn ideaal van een onafhankelijke Noord-Afrikaanse Berberstaat, en de Toeareg kwamen hem daarbij van pas. Hij erkende hun claims op autonomie, en bood hen in Libi� militaire trainingskampen aan.

Ag Alhabib en Ag Touhami meldden zich voor de gewapende strijd. Intussen gingen zij door in de muziek, ze kregen van het bevrijdingsleger zelfs een bescheiden oefenruimte. Tinariwen verscheen op cassettes, en die sloegen aan bij jonge Toeareg-rebellen in de regio. De opzwepende gitaardreunen met politieke lading werden olie op het vuur van de revolutie. In een aantal landen werd de rebellenmuziek verboden, omdat die aanzette tot gewelddadigheden van de Toeareg-minderheid. In Mali was het in het bezit hebben van een Tinariwen-cassette goed voor langdurige opsluiting.

In 1990 brak de tweede Toeareg-opstand uit in Mali, en de rebellen van Tinariwen gingen zuidwaarts. Ag Alhabib werd chauffeur van de belangrijkste rebellenleider in de Malinese woestijn, zijn vrienden van Tinariwen trokken mee. In deze jaren ontstond het mythische beeld van de band, dat jonge Toeareg van toen voor altijd voor ogen zal blijven staan: Tinariwen achter in de laadbak van een Toyota 4WD, razend door de woestijn, de kalasjnikovs in de aanslag, de gitaren op de rug.

Het beeld klopt, zegt Ag Alhabib, maar maak daarbij geen romantische illusies. Het was een verschrikkelijke tijd. De groep viel konvooien aan, overviel checkpoints, schoot met scherp, kwam zelf onder vuur. Bandleden raakten zwaar gehavend, de littekens van de kogelgaten werden ontelbaar. �s Nachts in de woestijn werden de gitaren weer ingeplugd. Een onmogelijke rock �n� roll, en zo voelde Ag Alhabib dat ook. Hij merkte dat de greep op het geweer begon te verslappen. �Ik was een dichter. Geen strijder.�
In 1992 kreeg de dichter zijn kans. De revolte werd opgeschort, Mali ging met de rebellen in onderhandeling. In relatieve rust streek de Tinariwen-clan weer neer in de oude gebieden, bij de oostelijke stad Kidal. Hier begon �leven twee�, zoals Ag Alhabib het ziet. �Voor het eerst voelde ik mij bevrijd. Vrij om te zingen waarover ik wilde. In de rebellentijd maakte ik muziek in de ketenen van de omstandigheden. Als ik zong over de liefde, over de schoonheid van de woestijn, ging het uiteindelijk over zelfbeschikking, over trots. Over het recht van de Toeareg op die schoonheid. Het werd altijd politiek. In de vredestijd kon Tinariwen zich echt ontwikkelen.�

Tinariwen raakte ook letterlijk bevrijd. De band werd legaal. Kon platen opnemen, distributie van cassettes verliep niet meer via oude smokkelroutes. De reputatie van de band groeide, optredens volgden op evenementen als het Festival au D�sert in Essakane, bij Timboektoe. In 2004 werd de plaat Amassakoul uitgebracht in het Westen, en de Toeareg kregen zelfs internationale bekendheid. Tinariwen ging bescheiden op tournee door Europa en de VS: rebellen in het vliegtuig, de gitaren in de bagageruimte. �De wereld werd een podium�, zegt Ag Alhabib. �Het contrast met mijn eerste leven kon niet groter zijn.�

Vorig jaar trok Tinariwen zich terug in een studio in de Malinese hoodstad Bamako, thuisstad van de gewezen aartsvijanden van het zwarte Bambara-volk. In vijf dagen, voor Tinariwen een ongekend lange tijd voor plaatopnamen, werd Aman Iman opgenomen, �water is leven�.

Het meesterwerk dus. Twaalf afgemeten nummers die volgens Ag Alhabib staan voor bijna dertig jaar Tinariwen. �Onze eerste nummers op cassette waren eindeloze jamsessies. Een nummer ontstond zoals een foto in een chemisch bad. Ik speelde een gitaarlijn die ik had bedacht, een ander gaf antwoord. De melodie�n buitelden over elkaar heen, soms dertig minuten lang. Op deze plaat zijn een paar van de sterkste stukken uit die tijd tot echte nummers gemaakt.� Waarbij de ruige gitaartrance wordt afgewisseld met traditionele Toearegliederen, en hemelse lofzangen op de mystiek van de woestijn. De harde schoonheid van het landschap, maar ook de droogte. �Het water uit de titel symboliseert het leven, de stroom�, zegt Ag Alhabib. �En natuurlijk de onafhankelijkheid. Voor de Toeareg is het water essentieel voor het bestaan op aarde, en dus voor het voortbestaan van een eeuwenoude cultuur. De laatste jaren gaat het goed, er zijn goede regentijden geweest. Maar als het een jaar slecht regent, is de hele maatschappij in crisis.� 
In crisistijden kunnen oude conflicten weer oplaaien, zegt hij, en daarvan zijn de Toeareg zich bewust. In 2006 ging het weer even mis in Mali, toen een groep Toeareg uit Kidal een legerbarak aanviel, om zich daarna weer terug te trekken in de woestijn. �De laatste opstand was geboren uit frustratie. We leven in een situatie die niet als vrede en niet als oorlog kan worden uitgelegd. Het is aan de overheid de beloftes die zijn gemaakt bij de vredesbesprekingen, uit te voeren�, zegt de oud-rebel.

Zelf zal hij de wapens niet snel meer oppakken. Maar muzikaal zal hij een factor blijven in de strijd. In het nummer Tamatant Tilay op Aman Iman klinkt het uitgesproken dreigend: �De dood is hier, de dagen zijn geteld. Als de dood komt, zijn er geen oplossingen meer. Laat het bloed koken in de aderen. Als de dag aanbreekt, pakken we de wapens op en beklimmen we de heuvels.�

�Een nummer dat is geschreven net na de oprichting van Tinariwen�, zegt Ag Alhabib. Met een glimlach: �Je moet je afkomst in ere houden.� Evengoed wordt op de laatste plaat ook de Toeareg een spiegel voorgehouden, zoals in het nummer Matadjem Yinmixan: �Waarom deze onderlinge haat, die wordt overgebracht op onze kinderen? De wereld kijkt naar ons, maar begrijpt ons niet. Jij, die geen Arabier bent, en geen westerling, jouw geloof in de stammen verblindt je voor de waarheid.�

Een nummer dat volgens Ag Alhabib Toeareg oproept stammenstrijd op te geven en de uitdagingen van de moderne wereld aan te gaan. In een ander lied zingt hij over een Toeareg die in de schaduw van een boom ligt te bellen met een satelliettelefoon. �Ik heb iets gezien wat me blij maakt. Een Toeareg met wie het goed gaat.�
Vooruitgang moet het streven zijn, volgens Tinariwen. En daar ontkomt de band ook niet meer aan. �Aman Iman doet het onverwacht goed in Itali�, in Zweden en Noorwegen, in Engeland en Frankrijk.� De band gaat op reis. Tinariwen overweegt een tournee in de zomer, langs de grote popfestivals.

De gitaren weer in de koffers en als rebellentrots van de Toeareg de wereld over, zo heeft het volgens Ag Alhabib moeten zijn. �Een nomade is blij met een nieuwe horizon. Maar hij keert altijd terug naar die andere wereld in de woestijn.� In het laatste nummer op Aman Iman zingt hij: �Ik woonde in de woestijn, en ik maakte thee. Toen hoorde ik de tind�drums van de geesten. Ik vertrok, diep in gedachten. Ik volgde de heuvels. Ik stopte plotseling. Ik luisterde. Niets. Alleen de wind die fluisterde door het droge gras.�